
Musicalgeschiedenis van Nederland:
een overzicht van de Nederlandse musical doorheen de jaren.

De Jaren 50: Nederland ontdekt de musical
In de jaren 1950 begon Nederland voorzichtig kennis te maken met een gloednieuw genre: de musical. Tot dan toe vulden operettes, revues en cabaretvoorstellingen de theaters, en was de moderne Amerikaanse musical nog nauwelijks doorgedrongen tot het Nederlandse podiumlandschap. Maar dat zou langzaam veranderen.
Een iconisch begin met Porgy and Bess
Een belangrijk kantelpunt kwam in 1957, toen het Koninklijk Theater Carré in Amsterdam het toneel werd voor een bijzondere gebeurtenis: de komst van Porgy and Bess. Hoewel deze productie technisch gezien als een opera wordt beschouwd, bracht ze iets totaal nieuws: een meeslepende mix van muziek, drama en dans, doordrenkt met Amerikaanse invloeden. Voor veel Nederlanders was dit hun eerste ontmoeting met een musicalachtige voorstelling — een voorproefje van wat het genre te bieden had.
Wereldpremière op Nederlandse bodem
Twee jaar later volgde een nóg opmerkelijker moment. In december 1959 vond in Carré de wereldpremière plaats van Free and Easy, een swingende, jazz-georiënteerde musicalshow met muziek van niemand minder dan Harold Arlen, de componist van onder andere Over the Rainbow. Dat een Amerikaanse productie haar allereerste uitvoering in Amsterdam kreeg, was uitzonderlijk en toonde aan dat er langzaam maar zeker een voedingsbodem ontstond voor de musical in Nederland.
Nog geen stormloop, wel nieuwsgierigheid
Toch bleef de musical in de jaren vijftig een zeldzaam fenomeen. De voorstellingen waren eerder losse gebeurtenissen dan structureel onderdeel van het theateraanbod. Maar ze wekten wél nieuwsgierigheid. Het publiek maakte voorzichtig kennis met die unieke combinatie van zang, dans en toneel — een magische mix die in de jaren daarna zou uitgroeien tot een geliefde en vaste waarde op de Nederlandse planken.
De jaren zestig: Nederland valt massaal voor de musical
De jaren 1960 markeren de echte doorbraak van de musical in Nederland. Wat in het vorige decennium nog voorzichtig werd verkend, ontpopte zich nu tot een volwaardig en populair genre. Nederlandse theaters stroomden vol voor grootschalige producties die zowel uit het buitenland kwamen als van eigen bodem kwamen opbloeien.
My Fair Lady: een mijlpaal in musicalgeschiedenis
In 1960 barstte het musicalgeweld echt los met een Nederlandse versie van de Broadway-klassieker My Fair Lady. Met Wim Sonneveld in de rol van de stugge Professor Higgins en Margriet de Groot als de ontwapenende Eliza Doolittle, werd deze productie een doorslaand succes. De voorstelling speelde honderden keren voor uitverkochte zalen en bewees dat het Nederlandse publiek een stevige honger had naar musicals van formaat.
Ook andere grote namen sierden de affiches: Kiss Me, Kate, Oliver! (hier vaak Oliver Twist genoemd) en Anatevka, de Nederlandse vertaling van Fiddler on the Roof. Vooral Anatevka raakte een gevoelige snaar, mede dankzij de onvergetelijke vertolking van Lex Goudsmit als de melkboer Tevje.
Nieuwe vormen, nieuwe geluiden: Hair schudt Nederland wakker
Halverwege het decennium verschenen er ook nieuwe, gedurfde musicalvormen. In 1969 zette Hair voet aan wal in Nederland. Deze hippie-rockmusical bracht de sfeer van de tegencultuur rechtstreeks naar het podium, compleet met protestliederen, naaktscènes en een boodschap van vrede en liefde. Het was een schok, een openbaring én een cultureel statement dat perfect paste bij de roerige jaren zestig.
Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink: pioniers van de Nederlandse musical
Tegenover de buitenlandse successen begon ook de Nederlandstalige musicalvorm zich te ontwikkelen. De eerste echte mijlpaal daarin kwam in 1965 met Heerlijk duurt het langst, geschreven door Annie M.G. Schmidt met muziek van Harry Bannink. Deze musical, geproduceerd door John de Crane, introduceerde herkenbare, eigentijdse personages en situaties – een relatiedrama verpakt in lichte komedie, met liedjes als “Op een mooie Pinksterdag” die al snel klassiekers werden. Conny Stuart speelde de hoofdrol en groeide dankzij deze musical uit tot dé musicaldiva van Nederland.
Het succes van Heerlijk duurt het langst leidde tot meer producties van hetzelfde duo, waaronder de musicalserie Ja zuster, nee zuster in 1966-1968. Hoewel het geen theaterproductie was, werd de televisieserie bijzonder geliefd en droeg ze bij aan de acceptatie van het musicalgenre in het bredere Nederlandse medialandschap. Liedjes als “De Twips” en “M’n opa” werden evergreens.

Een genre dat voorgoed bleef
Aan het eind van de jaren zestig was het duidelijk: musicals waren geen tijdelijke rage, maar een blijvende toevoeging aan het Nederlandse cultuuraanbod. Zowel vertaalde internationale succesnummers als originele Nederlandstalige creaties vonden gretig aftrek bij het publiek. Daarmee werd de basis gelegd voor een rijke musicaltraditie die in de decennia daarna zou uitgroeien tot een belangrijk onderdeel van het Nederlandse theater.
Toen in de jaren 1950 de eerste klanken van het musicalgenre voorzichtig doorklonken in de Nederlandse theaters, kon niemand voorspellen dat deze nieuwe vorm van muziektheater zou uitgroeien tot een vaste pijler van de vaderlandse cultuur. Wat begon als een sporadische kennismaking met buitenlandse producties, ontwikkelde zich gaandeweg tot een veelzijdige en geliefde kunstvorm die generaties wist te raken. In deze uitvoerige terugblik volgen we de fascinerende opmars van de musical in Nederland — van de pioniersjaren en de eerste successen tot de megaproducties van vandaag. Een verhaal vol creativiteit, durf, commercieel inzicht en vooral: liefde voor muziek en theater.
De jaren 1970: Vernieuwing, talent en de verbreding van het genre
Na de doorbraak van de musical in de jaren 1960, bouwden de jaren 1970 voort op dat stevige fundament. Het genre kreeg een duidelijker eigen gezicht in Nederland. Bekende namen uit het vorige decennium bleven toonaangevend, maar er traden ook nieuwe makers, stijlen en spelers aan. De musical begon zich te onderscheiden als een volwassen kunstvorm, waarin ruimte was voor experiment, maatschappijkritiek én entertainment.
Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink: Klassiekers van eigen bodem
Het duo Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink bleef in de jaren 1970 een artistieke motor achter de Nederlandstalige musical. In 1971 brachten zij En nu naar bed, een gewaagde musical over de seksuele moraal van de jaren zeventig. De productie – geregisseerd door Guus Oster – viel op door zijn openhartige thematiek, speelse scènes en memorabele liedjes, waaronder het zwoele “Zeur niet”.
Een hoogtepunt volgde in 1977 met Foxtrot, een musical die zich afspeelde in de jaren 1930. De voorstelling verweefde nostalgie met scherpe maatschappelijke observaties over opkomend fascisme, seksuele vrijheid en economische crisis. Met Conny Stuart in een glansrol en Willem Nijholt in een van zijn eerste grote musicaloptredens, werd Foxtrot een artistiek én publieksucces. De productie bevestigde Schmidt en Bannink als pioniers die de grenzen van het genre steeds opnieuw durfden op te rekken.
Tekstpierement: Het tijdperk van Jos Brink en Frank Sanders
Nieuwe stemmen klonken ook buiten het bekende Schmidt/Bannink-duo. In 1974 richtten entertainer Jos Brink en zijn partner Frank Sanders de theatergroep Tekstpierement op, waarmee zij zich profileerden als drijvende krachten achter oorspronkelijk Nederlandse musicalproducties. Hun stijl was luchtiger en toegankelijker, vaak met een vrolijke, campy inslag.
Een van hun bekendste successen was Maskerade uit 1979, een musical over een flamboyante modeontwerper in het Parijs van 1910. De voorstelling ging in premiere in de Stadsschouwburg van Haarlem en trok veel bekijks dankzij de kleurrijke kostuums, humor en ontwapenende charme van Brink zelf, die de hoofdrol vertolkte. Maskerade bewees dat ook buiten de artistieke elite succesvolle musicals konden ontstaan, met een breed en trouw publiek als gevolg.

Jesus Christ Superstar en de opkomst van de rockmusical
Ook internationaal waait er in de jaren 1970 een nieuwe muzikale wind, en die bereikt Nederland volop. In 1973 ging de verfilmde versie van Jesus Christ Superstar – een rockopera van Andrew Lloyd Webber en Tim Rice – in première in de Nederlandse bioscopen. De film was een regelrechte sensatie en leidde tot diverse concertante en semi-scenische uitvoeringen in Nederland, waaronder enkele met Nederlands zangtalent.
Deze rockopera gaf het musicalgenre een revolutionair imago: rauwer, moderner en dichter bij popmuziek dan de klassieke Broadwaystijl. Het succes van Jesus Christ Superstar bereidde het Nederlandse publiek voor op meer alternatieve musicalvormen die in het volgende decennium hun hoogtijdagen zouden beleven.
Nieuwe gezichten betreden het podium
De jaren 1970 waren ook het decennium waarin vele talenten hun eerste stappen in de musicalwereld zetten. Zangers als Simone Kleinsma, Willem Nijholt, Jenny Arean en Ron Brandsteder begonnen hun carrière in deze periode. Sommigen kwamen vanuit het cabaret of televisie, anderen direct vanuit de muziek. Wat hen verbond was hun veelzijdigheid: acteren, zingen én dansen werden in de musical een geïntegreerd geheel.
Hoewel het aantal grote producties in deze periode nog relatief beperkt bleef, ontstond er wel een vruchtbare voedingsbodem. De Nederlandse musicalwereld begon zich te professionaliseren en een stabiel netwerk van creatievelingen en uitvoerders te ontwikkelen.
De musical wordt een genre om serieus te nemen
Hoewel de musical in de jaren 1970 nog geen grootschalige commerciële industrie was zoals in latere decennia, werd er wel belangrijke groundwork verricht. Er kwam meer aandacht voor Nederlandstalige producties, artistieke ambities werden hoger gelegd en het publiek werd almaar enthousiaster.
De combinatie van gevestigde namen zoals Schmidt & Bannink, vernieuwers zoals Jos Brink en Frank Sanders, en de invloed van internationale trends zoals de rockmusical, zorgde ervoor dat de musical zich definitief nestelde als een volwaardig genre binnen de Nederlandse podiumkunsten.
De jaren 1980: Groots, gedurfd en het begin van een musicalimperium
De jaren 1980 vormden een cruciaal keerpunt in de Nederlandse musicalgeschiedenis. Waar het genre in eerdere decennia nog in ontwikkeling was, kende het in de jaren ’80 een explosieve groei. Die bloei werd aangejaagd door een combinatie van artistieke durf, buitenlandse invloeden en een nieuwe speler op het toneel: producent Joop van den Ende. Het was het decennium waarin de musical evolueerde van artistiek experiment tot een commercieel én cultureel succesverhaal.
Een laatste groet van Schmidt & Bannink
Aan het begin van het decennium klonk nog één keer de stem van het gouden duo Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink. In 1981 ging Madam in première. De musical – geregisseerd door Paddy Stone – behandelde thema’s als prostitutie en feminisme. Madam werd Schmidts laatste grote theaterwerk en markeerde het einde van een tijdperk waarin zij de toon had gezet voor de Nederlandstalige musical.
Vernieuwing en experiment: Ik Jan Cremer en Zeldzaam
Tegelijkertijd kwamen er nieuwe stemmen aan het woord. Jos Brink en Frank Sanders bleven actief met onder andere Amerika, Amerika (1981), een musical over een joodse artiest die in 1939 met de Nieuw Amsterdam naar de Verenigde Staten reist.
Meer gedurfde projecten volgden, zoals Ik Jan Cremer (1985), een rockmusical gebaseerd op de gelijknamige autobiografische roman van Jan Cremer, geschreven door Lennaert Nijgh en gecomponeerd door Gerard Stellaard. De musical werd breed besproken in de media, mede vanwege het controversiële bronmateriaal. Het project toonde aan dat er moed en ambitie was om eigenzinnige Nederlandse thema’s naar het musicaltoneel te brengen.
Een ander opvallend project was Zeldzaam (1988), een originele musical over een groep werklozen die een oude brouwerij kraakt en besluit daar een musical op te voeren. Het getuigde van de creativiteit en maatschappelijk engagement die ook op kleinere podia tot bloei kwamen.
Broadway komt binnen: Evita, Cats en internationale allure
De jaren 1980 brachten ook een toenemende stroom aan internationale topmusicals naar Nederland. Zo bracht het Koninklijk Ballet van Vlaanderen in 1987 de musical Evita van Andrew Lloyd Webber en Tim Rice naar Nederlandse zalen. In de hoofdrol schitterde Vera Mann als Eva Perón. Deze productie toonde aan dat ook de grote buitenlandse titels op belangstelling konden rekenen bij het Nederlandse publiek.
Een echte mijlpaal kwam in 1986, toen Cats – eveneens van Lloyd Webber – werd opgevoerd in Koninklijk Theater Carré ter gelegenheid van het honderdjarig jubileum van het theater. Voor het eerst raakte een van oorsprong Engelstalige productie in Nederland een breed publiek, met uitverkochte zalen als gevolg. Cats zette de toon voor een nieuwe fase in de musicalgeschiedenis: het tijdperk van de megaproducties.
Joop van den Ende: Van ondernemer tot musicalproducent
Geïnspireerd door het succes van Cats besloot theaterondernemer Joop van den Ende de sprong te wagen. In 1988 produceerde hij zijn eerste grootschalige musical: Barnum, een kleurrijk spektakel over het leven van circusdirecteur P.T. Barnum. De productie, met Mike Burstyn in de hoofdrol, werd opgevoerd in het Circustheater in Scheveningen en betekende Van den Endes entree in de musicalwereld.
Het succes van Barnum smaakte naar meer. In 1989 bracht Van den Ende gelijktijdig twee grote musicals op de planken: Cabaret en Sweet Charity. Grote namen zoals Willem Nijholt, Simone Kleinsma en André van Duin gaven deze producties extra aantrekkingskracht. Met professionele productiewaarden, commerciële strategie en sterrencasting werd duidelijk: Van den Ende zag musical niet alleen als kunst, maar ook als een krachtige vorm van entertainment.

Van niche naar publiekstrekker
Aan het eind van de jaren 1980 was het musicalgenre onherkenbaar veranderd. Wat ooit begon met kleinschalige producties en experimentele teksten, had zich ontwikkeld tot een gevestigde vorm van theater met nationale allure. De combinatie van originele Nederlandse creaties, succesvolle vertalingen van buitenlandse toppers en de opkomst van Joop van den Ende als drijvende kracht achter grote producties, maakte van musical een genre dat niet meer weg te denken was uit het culturele landschap.
Het podium was klaargemaakt voor de explosieve groei die in de jaren 1990 zou volgen, waarin musical definitief een industrie werd – en een van de populairste vormen van theater in Nederland.
De jaren 1990: De opmars van de megamusical en de internationale blik
De jaren 1990 markeerden de volwassenwording van de Nederlandse musical. Wat ooit begon als een genre in ontwikkeling, was nu uitgegroeid tot een volwaardige industrie. Grootschaligheid, professionalisering en internationale ambities bepaalden het speelveld. Onder aanvoering van Joop van den Ende maakten de megamusicals hun intrede, terwijl er tegelijk ruimte bleef voor originele Nederlandstalige creaties en kleinere initiatieven. De musical was definitief een publiekslieveling geworden.
Les Misérables (1991): Het begin van het grote spektakel
De toon werd gezet in 1991, met de Nederlandstalige première van Les Misérables, de iconische musical van Claude-Michel Schönberg en Alain Boublil. Joop van den Ende bracht deze productie eerst naar Koninklijk Theater Carré en vervolgens naar het Circustheater in Scheveningen, dat toen nog in renovatie was. Het publiek kwam massaal af op deze epische voorstelling over opstand, liefde en verlossing, met onder meer Henk Poort en Simone Kleinsma in de hoofdrollen.
De investering in Les Misérables was destijds de hoogste ooit voor een Nederlandse productie, maar het succes bewees dat het publiek bereid was ver te reizen voor kwaliteit. Het werd een blauwdruk voor wat zou volgen: grootschalige producties met lange speelperiodes, indrukwekkende decors en technisch vernuft.

Een nieuw thuis voor musical: het Circustheater en meer
Joop van den Ende begreep dat grootschalige musicals vaste speelplekken nodig hadden. In 1993 heropende hij het totaal gerenoveerde Circustheater in Scheveningen als dé musicalzaal van Nederland. De opening gebeurde met The Phantom of the Opera, in een spectaculaire Nederlandse versie met Joke de Kruijf als Christine Daaé en Henk Poort als de mysterieuze Phantom. De productie draaide meer dan duizend keer en trok bijna 1,9 miljoen bezoekers – een ongekend aantal voor de Nederlandse theaterwereld.
Daar bleef het niet bij. In 1996 streek Miss Saigon neer in het Circustheater, waar de helikopterlanding op het podium Nederland versteld deed staan. Deze productie liep ruim tweeënhalf jaar. In 1999 volgde Elisabeth, een musical over het tragische leven van keizerin Sisi, oorspronkelijk afkomstig uit Oostenrijk. In datzelfde jaar opende Van den Ende het Beatrix Theater in Utrecht als tweede vaste musicalzaal, waar Chicago – met zijn jazzy sfeer en sensuele choreografie – het spits afbeet.
Eigen verhalen, internationale ambities
Hoewel het decennium gedomineerd werd door buitenlandse megatitels, toonde Van den Ende ook durf door in te zetten op originele producties. In 1992 bracht hij Cyrano de Bergerac, een nieuwe musical gebaseerd op het beroemde Franse toneelstuk, met muziek van Ad van Dijk en teksten van Koen van Dijk. De productie werd goed ontvangen in Nederland en in 1993 zelfs naar Broadway gebracht – een uitzonderlijke stap voor een Nederlandse musical.
Hoewel de Broadway-versie van Cyrano slechts een bescheiden succes kende, bewees het dat Nederland ook internationaal meedacht. Het was een symbolisch moment: de musicalwereld hier keek niet langer alleen naar buiten, maar droomde van export.
Vernieuwing van onderop: Dear Fox en Nilsson!
Tegen het einde van de jaren 1990 dienden zich ook andere makers en gezelschappen aan, die vaak kleinschaliger werk brachten, maar wél met een eigen stem. Een voorbeeld daarvan is Dear Fox (1990), een modern Nederlandstalig bewerking van het middeleeuwse dierenepos Van den Vos Reynaerde. Deze Vlaams-Nederlandse coproductie werd mede gedragen door zanger en acteur Bill van Dijk, die de hoofdrol vertolkte.
Van Dijk – eerder te zien in onder meer Ik Jan Cremer – bracht in 1998 ook Nilsson! op de planken, een muziektheaterproductie over het leven en de liedjes van de Amerikaanse singer-songwriter Harry Nilsson. Deze voorstelling toonde aan dat het genre zich ook uitstekend leende voor intiemer, biografisch muziektheater. Zulke projecten stonden ver af van de glitter van de megamusical, maar bewezen juist de veelzijdigheid van het medium.
Erkenning op grote schaal: de Musical Awards
De groei van het genre bleef niet onopgemerkt. In april 2000 vond het eerste Musical Awards Gala plaats, georganiseerd door Joop van den Ende Theaterproducties en de AVRO. Tijdens deze feestelijke avond werden voor het eerst de John Kraaijkamp Musical Awards uitgereikt – een initiatief dat het musicalgenre officieel op gelijke hoogte plaatste met toneel, film en televisie.
De eerste editie kende onder meer prijzen voor Elisabeth en Chicago, en zette grote namen als Pia Douwes en Stanley Burleson in de spotlights. De Musical Awards zouden voortaan jaarlijks een feestelijk sluitstuk vormen van het musicalseizoen.
Van experiment naar entertainmentimperium
Aan het einde van de jaren 1990 was de transformatie compleet. Musicals waren niet langer slechts een artistieke uitingsvorm, maar een integraal onderdeel van de Nederlandse entertainmentindustrie. Met vaste theaters, recordopbrengsten en nationale erkenning was het genre stevig geworteld geraakt in de Nederlandse cultuur. Het succes van de jaren ’90 legde de basis voor een gouden eeuw van musical die in het nieuwe millennium zou aanbreken.
De jaren 2000: Gouden tijden voor de Nederlandse musical
De jaren 2000 luidden een bloeiperiode in voor de Nederlandse musical. Dankzij verdere professionalisering, internationale samenwerkingen en de opkomst van televisietalentenshows kreeg het genre meer zichtbaarheid én meer publiek dan ooit tevoren. Wat begon als theatraal vermaak groeide uit tot een ware industrie, met musicals als vaste prik op tv, in de media én in uitverkochte theaters.
Disney verovert het Nederlandse podium
Een belangrijk keerpunt kwam in 2001, toen Joop van den Ende’s musicaltak – inmiddels omgevormd tot Stage Entertainment – de handen ineen sloeg met Disney Theatrical Productions. Deze samenwerking bracht een reeks van spectaculaire familievoorstellingen naar Nederland, telkens vertaald naar het Nederlands en uitgevoerd op hoog niveau.
De aftrap werd gegeven met Aida (2001), een moderne musical met muziek van Elton John en teksten van Tim Rice. Daarna volgde de langverwachte Nederlandse versie van The Lion King in 2004, opgevoerd in het Circustheater in Scheveningen. De voorstelling, met zijn kleurrijke maskers, indrukwekkende decors en visuele magie, werd een gigantisch succes en trok honderdduizenden gezinnen naar het theater.
In de jaren die volgden kwamen ook Beauty and the Beast (2005/2006), Tarzan (2007) en Mary Poppins (2010) naar Nederland. Vooral Tarzan viel op: hoofdrolspeler Ron Link werd gecast via de AVRO-talentenjacht Op zoek naar Tarzan, waarmee televisie en musicalproductie letterlijk hand in hand gingen, waarmee het genre op slimme wijze een nieuwe generatie publiek wist aan te spreken.
Stage Entertainment: internationale allure én eigen creaties
Stage Entertainment beperkte zich niet tot Disney-licenties. In 2003 bracht het bedrijf de groots opgezette avonturenmusical 3 Musketiers, met muziek van Rob Bolland, op de planken. De voorstelling kende een indrukwekkende Nederlandse speelperiode en werd daarna succesvol geëxporteerd naar Duitsland – een bewijs van de internationale ambities van het bedrijf.
Daarnaast bracht Stage ook andere internationale hits naar Nederland. De zogenaamde jukeboxmusical – een musical die een verhaal vertelt met bestaande popsongs – won snel aan populariteit. Mamma Mia! (2003), gebouwd rond de muziek van ABBA, was een megasucces in het Beatrix Theater in Utrecht. Daarna volgden titels als Dirty Dancing (2008) en We Will Rock You (2010), gebaseerd op de muziek van Queen. Deze producties wisten een nieuw, vaak jonger en breder publiek naar het theater te lokken.

Nederlandstalige verhalen op musicalformaat
Ondanks de vele buitenlandse titels, was er ook ruimte voor eigen content. In 2007 ging Ciske de Rat in première, een musicalbewerking van het beroemde boek van Piet Bakker. De voorstelling trok veel publiek, mede door de cast: Danny de Munk, die als kind de rol van Ciske in de filmversie speelde, keerde nu terug als de volwassen Cis de man.
Datzelfde jaar kwam Doe Maar!, een musical die de muziek van de populaire gelijknamige Nederpopband in een fictief verhaal verwerkte. De show was een combinatie van nostalgie, coming-of-age en muzikaal spektakel en trok zowel oude fans als nieuwe generaties.
Televisietalent wordt musicalster
Een van de meest opvallende trends van de jaren 2000 was de opkomst van tv-talentenjachten als kweekvijver voor musicalsterren. De AVRO lanceerde in 2007 het programma Op zoek naar Evita, waarin jonge actrices streden om de hoofdrol in Evita. Het programma, gebaseerd op het succesvolle Britse format How Do You Solve a Problem Like Maria?, werd een kijkcijferhit. Winnares Brigitte Heitzer kreeg vervolgens daadwerkelijk de hoofdrol in de gelijknamige productie.
Het succes leidde tot nieuwe edities:
Op zoek naar Joseph (2008) leverde Freek Bartels als Joseph op,
Op zoek naar Mary Poppins (2009) maakte Noortje Herlaar een ster,
Op zoek naar Zorro (2010) bracht Tommie Christiaan in de hoofdrol van Zorro.
Deze shows brachten musicals wekelijks de huiskamer binnen en gaven jonge performers een kans op nationale bekendheid. Ze droegen sterk bij aan de popularisering én verjonging van het musicalpubliek.
Musical wordt mainstream
Naast de televisieprogramma’s groeide ook de publieke zichtbaarheid van het genre via jaarlijkse evenementen zoals de Musical Sing-a-Long op de Uitmarkt en de live-uitzendingen van het Musical Awards Gala. Musicalacteurs werden bekende Nederlanders, en producties haalden steeds vaker het journaal, de roddelpers én de cultuurbijlagen.
De combinatie van uitverkochte zalen, indrukwekkende productiewaarden, media-aandacht en een sterk netwerk van theaters maakte de jaren 2000 tot een absoluut hoogtepunt in de geschiedenis van de Nederlandse musical. Het genre was niet alleen geliefd – het was onmisbaar geworden.
De jaren 2010: Langlopende successen en een breder palet aan musicals
In de jaren 2010 bleef de musical stevig verankerd in het Nederlandse cultuurlandschap. Internationaal gelicenseerde blockbusters en originele Nederlandse creaties vulden samen de theaters, terwijl de sector groeide in diversiteit en spreiding. Toch tekenden zich ook de eerste contouren af van verzadiging, en tegen het eind van het decennium dienden zich nieuwe uitdagingen aan. Maar bovenal bleven musicals geliefd, toegankelijk en steeds veelzijdiger.
Van Broadway naar Nederland: Wicked, The Bodyguard en meer
Stage Entertainment bleef het vlaggenschip van de grote internationale musicalproducties. In 2011 bracht het bedrijf Wicked naar Nederland, de razend populaire prequel van The Wizard of Oz. De Nederlandse versie kreeg internationale allure dankzij Willemijn Verkaik, die wereldwijd werd geprezen om haar vertolking van Elphaba – de Groene Heks – en daarmee de zeldzame prestatie leverde om dezelfde rol te vertolken in het Nederlands, Duits, én Engels op Broadway en West End.
In 2015 volgde The Bodyguard, gebaseerd op de gelijknamige film met Whitney Houston. De musicalversie werd een enorm succes, mede dankzij de opkomst van Romy Monteiro, die via de AVROTROS-show The Voice of Holland nationale bekendheid verwierf en de rol van Rachel Marron met overtuiging vertolkte. De combinatie van popmuziek, showelementen en sterke vrouwelijke hoofdrollen sloeg opnieuw aan bij een breed publiek.
Soldaat van Oranje: een fenomeen in de polder
Dé uitschieter van dit decennium was echter geen importproduct, maar een origineel Nederlandse productie: Soldaat van Oranje – De Musical. Deze indrukwekkende voorstelling over verzetsstrijder Erik Hazelhoff Roelfzema ging in 2010 in première in een speciaal gebouwde theaterhangaar op voormalig militair vliegveld Valkenburg. De voorstelling maakt gebruik van een unieke draaiende tribune die het publiek letterlijk meeneemt door het verhaal.
De musical groeide uit tot het langstlopende theaterspektakel in de Nederlandse geschiedenis. Al in 2017 vierde Soldaat van Oranje zijn 2000e voorstelling, en ook in de late jaren 2010 speelde de show nog dagelijks voor uitverkochte zalen. Met inmiddels meer dan 3,5 miljoen bezoekers werd de productie een cultureel fenomeen én hét bewijs van de blijvende aantrekkingskracht van musical als vorm van storytelling.

Biografisch en literair: Van André Hazes tot Tessa de Loo
Naast deze blockbuster verschenen er diverse andere Nederlandstalige musicals die hun kracht vonden in herkenbare verhalen. Hij gelooft in mij (2012), een musical over het leven van volkszanger André Hazes, combineerde de zanger zijn hits met een aangrijpend levensverhaal en wist zowel fans als critici te raken. Martijn Fischer werd geprezen om zijn vertolking van Hazes en speelde de rol jarenlang.
In 2015 ging De Tweeling in première, gebaseerd op de roman van Tessa de Loo. Deze historische musical over twee zussen die door oorlog en ideologie uit elkaar groeien, toonde aan dat ook serieuze, dramatische onderwerpen het publiek konden bekoren. In 2017 volgde Was Getekend, Annie M.G. Schmidt, een muzikaal eerbetoon aan de beroemdste schrijfster van Nederland, waarin cabaret, musical en levensverhaal samenkwamen in een liefdevolle hommage.
Nieuwe spelers en regionale spreiding
Hoewel Stage Entertainment het grootste deel van de markt in handen hield, speelden andere producenten een steeds belangrijkere rol. V&V Entertainment van Albert Verlinde, en het duo Ruud de Graaf & Hans Cornelissen, brachten succesvolle hernemingen van klassiekers zoals The Sound of Music, Fiddler on the Roof en Annie. Door met deze producties langs regionale theaters te toeren, maakten zij musical bereikbaar voor een publiek buiten de Randstad en zorgden zij voor een bredere geografische spreiding van het genre.
Minder talentenjachten, maar blijvende zichtbaarheid
In tegenstelling tot het vorige decennium, kende de jaren 2010 een afname van het aantal musical-talentenjachten op televisie. Toch bleef musical een vaste waarde op tv via concerten, documentaires, en het jaarlijkse Musical Awards Gala, dat uitgroeide tot hét moment waarop de sector zichzelf viert. Grote namen als Pia Douwes, Freek Bartels, Simone Kleinsma, René van Kooten en Chantal Janzen werden met prijzen en publieke erkenning bekroond en onderstreepten de sterrenstatus van Nederlandse musicalacteurs.
Daarnaast vormde de jaarlijkse Musical Sing-a-Long tijdens de Uitmarkt een populair evenement waar het publiek samen met de castleden live meezong met bekende musicalhits – een laagdrempelig maar feestelijk startschot voor het nieuwe theaterseizoen.
Verankerd én kwetsbaar
De jaren 2010 toonden een veelzijdig en robuust musicalaanbod – van groots opgezette spektakelstukken tot intieme verhalende producties. Toch groeide aan het eind van het decennium de zorg over de houdbaarheid van het succes. Bezoekcijfers daalden licht, met name buiten de grote steden, en producenten werden voorzichtiger met nieuwe investeringen. Er werd gezocht naar formules met bekend bronmateriaal, sterke namen of herkenbare muziek om risico’s te beperken.
Bovendien wierp zich een ongeziene dreiging op aan het einde van het decennium: het coronavirus, dat in 2020 zou uitgroeien tot een pandemie, zette de theaterwereld stil. Maar ondanks deze schaduw, eindigde het decennium met de vaststelling dat musical in Nederland stevig geworteld was – artistiek, commercieel én maatschappelijk.
De jaren 2020: Een decennium van tegenslag én veerkracht
Het nieuwe decennium begon voor de musicalwereld met onverwachte turbulentie. De uitbraak van de COVID-19-pandemie in 2020 bracht de theatersector abrupt tot stilstand. Toch zou deze periode niet alleen getekend worden door stilgevallen zalen en uitgestelde premières, maar ook door inventiviteit, doorzettingsvermogen en de blijvende liefde van het publiek voor het genre.
Lockdown en stilte: de impact van corona
In maart 2020 gingen de Nederlandse theaters dicht, en wat aanvankelijk als een tijdelijke onderbreking werd gezien, groeide uit tot een langdurige culturele crisis. Voorstellingen werden geschrapt of uitgesteld, cast en crew kwamen thuis te zitten, en iconische zalen bleven maandenlang donker. De geplande Nederlandse première van Disney’s Aladdin in het AFAS Circustheater moest worden uitgesteld, net als talloze andere producties.
Toch bleef de sector niet stilzitten. Producenten en artiesten vonden alternatieve wegen: online concerten, muzikale livestreams, kleinschalige zomerprojecten en intieme buitenvoorstellingen brachten de musical – zij het anders – toch naar het publiek. In januari 2021 werd de Musical Awards-uitreiking wél georganiseerd, zij het zonder publiek in de zaal: een symbolisch moment van erkenning in een van de moeilijkste jaren ooit voor de podiumkunsten.

Terug naar het podium: heropeningen en nieuwe energie
Vanaf de zomer van 2021 begon het herstel. Soldaat van Oranje, dat inmiddels een onwrikbare plek had in het theaterlandschap, hervatte zijn voorstellingen en passeerde nieuwe bezoekersmijlpalen. In november van dat jaar ging Aladdin alsnog in première – met veelkleurige decors, levendige choreografieën en een publiek dat zichtbaar hunkerde naar live spektakel. Het werd een bevestiging: de magie van musical was niet verdwenen.
Ook televisie keerde terug als kweekvijver voor nieuw talent. In 2021 zond AVROTROS Op zoek naar Maria uit, waarin jonge actrices streden om de rol van Maria in The Sound of Music. In 2022 volgde Op zoek naar Danny & Sandy, een zoektocht naar nieuwe hoofdrolspelers voor Grease. Beide programma’s trokken hoge kijkcijfers en bewezen dat musical nog altijd tot de verbeelding spreekt bij een breed publiek.
Nieuwe verhalen en vertrouwde namen
Artistiek zette de musicalsector haar diversificatie voort. Grote internationale producties zoals Tina: The Tina Turner Musical (die eind 2019 startte en in 2021 een herstart maakte) en Aida (2023, een Disney-revival met moderne insteek) lieten zien dat iconische titels blijvend trekken. De Nederlandse productie van Moulin Rouge! De Musical wordt intussen voorbereid, en ook internationale toppers als Six en Hamilton staan in de belangstelling van producenten.
Tegelijk blijft er ruimte voor inheems repertoire. Zo bracht De Graaf & Cornelissen Entertainment in 2022 de musical Dagboek van een Herdershond, gebaseerd op de gelijknamige nostalgische tv-serie uit de jaren 70. De musical, die zowel in Limburg als in andere regio’s enthousiast werd ontvangen, toonde aan dat typisch Nederlandse verhalen nog altijd resoneren bij het publiek.
Een veelzijdig genre met toekomst
Halverwege de jaren 2020 kan de balans worden opgemaakt: de musical heeft ondanks ongekende uitdagingen haar relevantie behouden én haar veerkracht bewezen. Nieuwe generaties artiesten stromen toe, oude titels worden herontdekt, en het publiek blijft trouw – of het nu komt voor popklassiekers, Broadway-hits of Nederlandstalige levensverhalen.
Slotbeschouwing: Een genre dat blijft verrassen
De geschiedenis van de musical in Nederland is rijk, veelzijdig en voortdurend in beweging. Wat begon in de jaren 1950 als een voorzichtige kennismaking met een nieuw theatraal genre, is inmiddels uitgegroeid tot een vaste waarde binnen de Nederlandse cultuur. Elk decennium kende zijn eigen mijlpalen, gezichten, thema’s en publiekslievelingen. Van intieme Nederlandstalige creaties tot internationale megaproducties, van jeugdige tv-talenten tot doorgewinterde sterren – de musical is uitgegroeid tot een kunstvorm waarin storytelling, muziek en emotie samensmelten op het hoogste niveau.
Een onvolledig eerbetoon aan een onuitputtelijke geschiedenis
Het samenstellen van een volledig en allesomvattend overzicht van ruim zeventig jaar musicalgeschiedenis in Nederland is onbegonnen werk. De veelzijdigheid van het genre, de talloze producties – groot en klein – en de vele makers, uitvoerders en theaters die eraan hebben bijgedragen, maken een volledige inventarisatie praktisch onmogelijk.
Deze reeks biedt dan ook geen uitputtend naslagwerk, maar een ruime en zorgvuldig samengestelde schets. Er zijn ongetwijfeld prachtige producties, belangrijke namen en onvergetelijke momenten die hier niet genoemd worden – niet uit onwil, maar uit noodzaak tot selectie.
Toch hopen we dat dit overzicht een boeiend beeld schetst van de ontwikkeling en de kracht van de musical in Nederland. Een traditie die niet alleen rijk is aan verleden, maar ook barst van toekomst.